1 december 2008

Verslag VTT te Sint-Laureins

Datum: Zaterdag 22 november 2008.
Plaats: Sint-Laureins.
Naam: 15de VTT Dwars door het Krekengebied.
Afstand(en): 45 km.
Aanwezigen: François, Lieven en Stefaan.

Ik had me al helemaal voorbereid op een solo-rit. Sommigen waren op reis, anderen hadden werk- of sociale verplichtingen. En het aangekondigde weer zou beestig nat en koud worden. Maar blijkbaar lieten twee anderen zich inspireren door mijn pep-talk, en vonden dit eveneens een macht van een uitdaging. Zodat we met drie zotten (Stef, François en Lieven) vertrokken richting Sint Laureins. Toen we onze intrede maakten in de streek was al duidelijk dat de weergoden hier goed huis gehouden hadden. De sneeuw en hagel was hier gewoon op wegen en bermen blijven liggen! En we hadden de motor van de auto’s nog maar net afgelegd op de parking van de startplaats, of we werden getrakteerd op een hagelfestival. Terug in auto springen, en bui laten overwaaien dus. Eenmaal uitgeklaard zo snel mogelijk inschrijven, fiets op en wegwezen.

Vrij vlug rijden we al op een lange smalle voetgangers-strook. Naar de aard van de ondergrond heb je het raden, want je ziet het baantje quasi niet liggen door de witte deklaag. Kort hierop worden we lekker getrakteerd op een eerste modderweg. De beste taktiek wegens kloekste ondergrond blijkt te zijn om gewoon door de plassen te waden en te blijven stampen. Op bepaalde plaatsen zak ik in de plassen in tot aan de pedalen. Een nieuwe hagel- en sneeuwbui vergezelt ons terwijl we de ene na andere onverharde strook afwisselen met gewone weg. De wind komt zowat van alle kanten, nu eens onze compagnon, dan weer onze vijand. Het krekengebeid dat we doorkruisen in het grensgebied tussen Nederland en België, is bijwijlen wel idyllisch. Dat maakt heel veel goed.

Bij de bevoorrading aan zo’n 18 à 20 km (in Nederland) zijn alleen slijkduivels te zien, zwart van kop tot teen, het gezicht bijna onherkenbaar. Ik hijg. Na de souplesse van die eerste kilometers ben ik alleen nog in staat tot aanklampen, en zelfs dat loopt moeilijk. Het ritme ligt me gewoon te hoog. Stef belooft bij het vertrek om het wat kalmpjes aan te doen, en dan lukt het me net om ze bij te houden. Maar bij elk stuk met tegenwind verlies ik opnieuw terrein. Mijn bobijn is helemaal op, er zit niets meer in mijn kas. Ik geraak nog met moeite aan een 18 per uur. We zwanzen nog over Duvels, of ander lekkers van de avond ervoor, die nu hun zware tol zouden eisen. Maar zo erg heb ik het nooit meegemaakt, en gezien ik helemaal niet met zware kop startte, misschien enkel wat moe, geloof ik die piste niet echt. Ik vrees dat een doktersbezoek zich opdringt, want er moet toch echt wat aan de hand zijn met me. Aan een goei 30 km gooi ik de hand in de ring. Ik geraak voor geen meter vooruit, terwijl Stef en Soi nog kracht ten over hebben. Ik stel voor dat ik afsla voor de 35, en die op mijn gemak afhaspel, terwijl zij de complete 45 afwerken.

Vanaf nu sta ik er alleen voor. Tegenwind, lange modderstroken, en hobbelige wegen blijven aanslagen plegen op mijn fysische gesteldheid. Twee collega’s die me op een bepaald ogenblik inhalen roepen of ik geen pomp wil, omdat mijn band blijkbaar plat staat. Ik heb ergens plakkaatje gezien dat het maar zo’n 6 kilometer meer is tot eind, en ik wijt mijn traagheid eerder aan mijn eigen zwakte dan aan een band die half plat staat. Dus ik bedank. ‘k Zal wel op mijn tanden bijten. Toch, als een eenzame fietser me gezwind inhaalt langs de weg, en mijn laatste beetjes kracht ook beginnen wegkwijnen, ga ik aan de kant om mijn band te inspecteren. Het zou toch aangenaam zijn om die laatste kilometers een beetje comfortabeler uit te rijden. Ik sukkel zo’n 10 minuten met mijn mini-pompje, en ben al goed verkleumd als Stef en Soi me bijhalen. Ze hebben het in hun verlengstuk niet makkelijk gehad, en dringen aan dat ik toch eerst mijn band goed moet krijgen, want het zou nog een eindje zijn. Gelukkig krijgt een luchtbommetje van Soi wel leven in mijn band, en ze sturen me meteen voorop. Direct ben ik weer aan het rijden alsof er nooit iets aan de hand is geweest. Ik haal weer de betere kadans zoals we ze gewoon zijn.

Op een rond punt aangekomen dicht bij het eindpunt vinden we plots geen bordjes meer. Even vragen aan de locals, en na een tweetal kilometer baan en aardeweg, vinden we terug aansluiting op het aangeduide parcours. Helemaal op het einde krijgen we nog een laatste grasstrook voor de kiezen die het laatste jus uit de benen haalt. Ik bijt op mijn tanden, maar ben intussen toch dermate leeg geraakt en mijn fiets weigert halsstarrig in laagste versnelling te gaan, waardoor ik opnieuw de teugels moet lossen.

Na een ellenlang stuk in deze ploetertoestand, stop ik even om eerst mijn energiereep aan te spreken. Dra vertrek ik weer. Stef en Soi zijn al uit het zicht verdwenen. Na deze hellestrook, genaamd “en nu ben ik het beu” bevindt zich eindelijk de ultieme bevrijding: de afspuitinstallatie. Ik haspel dit karweitje met ingetogen plezier af. Op de parking staan de fietsen van Stef en Soi al netjes op de auto gemonteerd. Stef en Soi zijn zich al aan het afdrogen als ik de kleedkamer binnenkom. Ik geniet volop van een knoken-verwarmende douche. Het is te zeggen, als ik de pijnlijk tintelende voeten en tenen buiten beschouwing laat.

Het suiker in de cola in de bar laat me nog wat beter tot levenden komen. Voorwaarts naar De Vouwte, waar enkele Grimbergens van het vat alle vezels terug van levenskracht voorzien. En ’s avonds kan ik het, slapend in de zetel, allemaal nog eens herbeleven. Schitterend was dit. Dank u aan de uitvinder van het wiel !

Lieven (verslag).

Geen opmerkingen: